Het gebruik van alinea’s en witregels

Een boek waarin alle zinnen van de linker- tot de rechterkantlijn lopen nodigt niet echt uit om te lezen. Door alinea’s te creëren, dus door nu en dan een zin op een nieuwe regel te beginnen, geef je de tekst wat ‘lucht’. Hiervoor gebruik je de Enter-toets. Maar, wanneer precies?
Elk geval bij een wisseling van personages:
‘Wát zeg je?’ vroeg Eva. [Enter]
Richard keek haar lange tijd aan. ‘Ik ben niet wie je denkt dat ik ben, lieverd.’ [Enter]
Of, zoals hiervoor, bij het opgooien van een vraag (‘maar wanneer precies?’) en het geven van het antwoord (‘elk geval…’).
Of wanneer de volgende zin een net iets langere pauze vooraf verlangt dan twee opeenvolgende zinnen; door hardop te lezen merk je vanzelf welke zinnen dit zijn.
Daarnaast helpen alinea’s – waarbij je de eerste zin laat inspringen – de lezer om de draad weer op te pakken als hij halverwege een bladzijde onderbroken wordt of met hoge nood naar het toilet moet rennen (omdat hij je verhaal simpelweg níét kon neerleggen).
Wat betreft het inspringen van alinea’s: in Word kun je dit automatisch laten doen, maar veel opmaakprogramma’s zien liever dat je hiervoor tabs gebruikt; stem dit af met je printpartij, of vraag een redacteur hiernaar te kijken voordat je je manuscript naar een uitgever of literair agentschap stuurt.
Wanneer je een scène afsluit, dus bijvoorbeeld vóór een tijdsprong of bij een perspectiefwisseling, dien je een witregel in te lassen. Dit doe je door twee keer op Enter te drukken. Dan weet de lezer dat het verhaal daarna op een andere locatie of ander moment, en misschien vanuit de ogen van een ander personage, verdergaat. Hiervoor kun je tevens een nieuw hoofdstuk gebruiken, maar bij heel veel scènewisselingen zouden er heel veel korte hoofdstukken ontstaan, wat niet de bedoeling is.
Let erop dat Word vaak standaard (ongevraagd) ruimte invoegt na elke alinea, waardoor het kán lijken of er al een witregel staat waar je deze eigenlijk nog moet invoegen.
Reacties