Eleutherofobie – Thomas Vanbrabant

Na ons artikel Negen plekken om je kort verhaal in te sturen meldden we dat we ook op Fantasy schrijven korte verhalen wilden plaatsen. Van het commentaar bij deze verhalen, geschreven door ervaren lezers, werkzaam in het uitgeversvak, kunnen alle schrijvers leren. Helemaal onderaan kun je de terugkoppeling downloaden. Ook je verhaal insturen? Mail het via: verhalen {at} fantasy-schrijven.nl. Verhalen mogen maximaal 3.500 woorden bevatten. We ontvangen de verhalen graag in Word, met enkele regelafstand en 12pts lettertype.

Eleutherofobie – Thomas Vanbrabant

Rickard staart zeker tien minuten voor zich uit. Al vijfenzestig jaar denkt hij soms na over ‘de toekomst’, maar dit niveau van technologie overstijgt zijn verbeelding. Zelfrijdende auto’s, hemel likkende flatgebouwen, grote schaduwzones door de overvloed aan drones in de lucht, een hologram die dansend reclame maakt voor een nachtclub. Iedereen draagt hetzelfde donkerblauwe pak. De indruk is overweldigend.

Plots barst de bel waarin Rickards gedachten rondzweven. Alles langer dan tien minuten geleden zorgt voor hoofdpijn, het hypermoderne uitzicht daarentegen is aantrekkelijk en uitnodigend. Als een kat die voor het eerst buiten mag stapt Rickard voorzichtig richting de wereld voor hem. Zijn grijze haren wapperen wanneer een blinkende witte auto snel maar gecontroleerd voorbij raast. Kort kijkt Rickard naar zijn oranje T-shirt en broek, en hoe die afsteekt tegen de sobere mode van de mensenzee die zich van ergens naar elders haast.

Wanneer weer een auto hem voorbij snelt, voelt Rickard een angstig gevoel opkomen. Een stress. Een paniek. Een dreiging. Het gaat te snel: hij wil even weg uit al dit nieuws.

Tussen twee glazen winkels die innovatieve snufjes verkopen, treft Rickard een gevel aan in een stijl uit zijn tijd. Een toegankelijke bar, uitnodigend en donker tegelijk. ‘The Geeky Cauldron’, toont het atypisch voor de straat houten bord boven de deur. Een nieuwe aanstormende auto doet Rickard niet twijfelen: hij stapt naar binnen.

“Rebel of vergeten?”

Nog voor Rickard goed binnen is en het interieur kan opnemen, vuurt een tooghanger een vraag op hem af. De veertiger is ook in een donkerblauw pak gekleed, net als de drie andere klanten en de brede kale man achter de toog. Iedereen drinkt een groen drankje. Uit de boxen speelt een loungeachtige muziekstijl die Rickard niet kan thuisbrengen, maar hem meteen onderdompelt in de gemoedelijke sfeer van de bar.

Met alle ogen op hem gericht stapt Rickard voorzichtig richting de vrije kruk naast de tooghanger.

“Wat bedoelt u?”, vraagt Rickard beleefd.

“Je kleren”, antwoordt de tooghanger zonder wachten, “draag je ze uit rebellie of omdat je vergeten bent dat het blauwe dag is? Als ze dat zien…”

“Ik…”, mompelt Richard terwijl hij zijn oranje kleren vergelijkt met de tenues van de andere klanten. “Wat is blauwe dag?”

De tooghanger en barman wisselen een glimlach uit. Rickard is aangekomen bij de lege kruk en gaat zitten. Het gevoel om aan de toog van een bar te hangen doet hem goed. Hier heeft hij lang naar uitgekeken.

Zonder dat Rickard het vraagt, zet de barman een groen drankje voor zijn neus.

“Ik heb je hier nog nooit gezien”, vraagt de tooghanger. “Van waar ben je?”

“Van… Van ergens ver weg. Een klein dorp, ik weet niet of het nu nog bestaat.”

Onzeker over dat antwoord drinkt de tooghanger van z’n glas. De barman bukt zich, rommelt even in een kast en staat weer recht met een blauwe plunje die hij voor Rickard legt.

“Ik heb liever geen problemen…”, zegt de barman op een beleefde maar dwingende toon.

“Ik…”, mompelt Rickard aarzelend.

“Je hebt écht geen idee, hé?”, staart de tooghanger zijn buurman fronsend aan. Rickard wisselt een onzekere blik uit met beide heren.

“Waar kom je vandaan?”, vuurt de barman een nieuwe vraag op Rickard af.

“Nostromo.”

Stilte aan de toog.

“Hoe lang heb je vastgezeten?”, vraagt de tooghanger voor hij een nieuwe slok neemt.

“Veertig jaar.”

Alle ogen zijn opnieuw op Rickard gericht, nog groter dan voorheen.

“Dat verklaart veel”, mompelt de tooghanger tegen z’n glas.

“Moord?”, informeert de barman.

“Nee.”

“Ik wist niet dat je voor iets anders zo’n straf kan krijgen…”

“Wel als je de verkeerde mensen besteelt. Invloedrijke mensen.”

“Vertel?”, vraagt de tooghanger met veel interesse.

“Ik leidde een illegale gokhandel en organiseerde weddenschappen op sportwedstrijden.”

“Veertig jaar klinkt veel voor wat illegale weddenschappen”, denkt de barman luidop.

“Het waren sportwedstrijden die niet plaatsvonden.”

De barman en tooghanger glimlachen: eerst kort en stil, dan lang en luid. Rickard krijgt een toost aangeboden van zijn buur. Enthousiast gaat hij erop in en neemt lachend een grote slok van het groene goedje… waarna z’n gezicht meer emoties doormaakt dan het heelal planeten telt.

Rickard veert recht, pauzeert even om de deur van het toilet te zoeken en stormt er dan naar binnen. Zijn hoofd eindigt in de wc-pot. Hij spuwt het groene goedje opnieuw uit – vergezeld van het ontbijt dat hij enkele uren geleden in de gevangenis at.

Lijkbleek, bezweet en met een lint speeksel tussen z’n mond en de pot kijkt hij ijlend in het rond. Zijn oude knieën doen pijn na de grootste fysieke prestatie die hij in jaren leverde.

Maar dan ziet hij het.

Samen met Rickard in het toilet ligt een vrouw op haar buik te midden van een plas bloed. Hij kan haar gezicht niet zien, maar het volledige lichaam schreeuwt: ik ben brutaal om het leven gebracht.

Rickard kruipt naar de hoek van het toilet het verst verwijderd van het lijk. Hij duwt z’n rug tegen de muur en aanschouwt met grote ogen de bloedrijke situatie waarin hij plots is beland.

Getik op de deur.

“Alles goed daarbinnen?”, vraagt de barman. “Je kuist het zélf op, oké?”

Een hoop gedachten flitsen door Rickards hoofd. Hij moet hulp vragen, misschien is ze nog in leven? Nee, dat laatste is een illusie. Rickard zag in de gevangenis genoeg lijken. De ambulance kunnen ze overslaan, de politie is het eerste nummer om te bellen. Die moeten sporen zoeken van de dader. De politie kan zijn getuigenis afnemen, hij is de eerste die…

Wat als de politie hem verdenkt?

Rickard overloopt zijn profiel: net vrijgelaten uit de gevangenis, gedropt in een voor hem onbekende wereld, veertig jaar geen vrouw gezien, nu samen in één kamer met…

Opnieuw tikt de barman op de deur. Rickard reageert niet. Zijn ogen verlaten voor het eerst het dode lichaam en kijken naar het open slot van de deur.

Shit!

Rickard springt recht, maar is te laat. De barman duwt de deur bruusk open en aanschouwt het horroreske tafereel.

“Wat is hier…?!?”

Met al zijn kracht duwt Rickard de deur opnieuw toe. De barman wil die meteen weer openen, maar verliest de strijd tegen de combinatie mankracht en slot.

Het geroep aan de andere kant van de deur neemt toe – al is geen enkele boodschap voor Rickard bedoeld. Iemand belt de politie, iemand anders een ambulance, de barman zegt z’n holobalknuppel te nemen. Rickard heeft geen idee wat dat laatste betekent en ook de andere informatie haalt hem niet uit z’n dagdroom met één vreselijk beeld voor zich: opnieuw de gevangenis binnenstappen.

Oké, denkt Rickard, ik moet er alles aan doen om hier weg te raken. Zijn ogen speuren de kamer af op zoek naar een uitweg. Een raam, een rooster, een buis…

Niks! De deur is de enige manier, maar net daar wacht hem een nieuw hoofdstuk gevangenis in wat vanochtend een definitief gesloten boek leek.

Het bebloede lichaam op de grond trekt opnieuw Rickards aandacht. Wie is zij? Hoe lang ligt zij hier al? Wie heeft…

De voordeur van de bar vliegt met een smak open – het lawaai alarmeert Rickard. Hij drukt z’n oor tegen de deur van het toilet. Er wordt druk gediscussieerd aan de andere kant. Het is moeilijk verstaanbaar, maar de barman wil niet wachten op de politie. Het is zijn bar en zijn recht om orde op zaken te stellen.

Twee klanten weten hem te kalmeren, tot grote opluchting van Rickard. Hij heeft nog even tijd. Minstens tot wanneer de politie arriveert.

Rickard bukt zich tot naast het lijk. Even aarzelt hij: wil hij het lichaam aanraken en vingerafdrukken achterlaten? Maar dan ziet Rickard iets wat hem overhaalt. In haar hand houdt de dode vrouw een mes geklemd. Het is klein en smal, maar ook vlijmscherp. Opnieuw vullen allerlei motieven Rickards gedachten.

Wou ze zich verdedigen? Of was zij net de aanvaller? Is de echte dader gewond? Is de echte dader in de bar?

Een luide klap op de deur. Rickard weet nog steeds niet wat een holobalknuppel is, maar beslist dat hij het liever ook niet te weten komt.

“Genoeg gewacht, ik beuk de deur in!”

De stem van de barman. Er is nu geen protest meer van zijn klanten. De politie lijkt nog altijd niet aangekomen. De toiletdeur zal nooit lang standhouden tegen de brute kracht van de barman en zijn knuppel. In een reflex trekt Rickard het mes uit het hand van het dode lichaam. Hij heeft een wapen om zich te verdedigen. Het zal waarschijnlijk niet volstaan tegen de bende aan de andere kant van de deur, maar zo hoeft hij hen tenminste niet hulpeloos te trotseren.

Een tweede klap, snel gevolgd door een derde. De zweetdruppels lopen over Rickards voorhoofd. Zijn hand klemt het mes, zijn ogen staren naar de deur.

De vierde klap beukt door de deur. Eerst is die mysterieuze holobalknuppel zichtbaar, een kruising tussen een baseballknuppel en een bijl, maar snel maakt die plaats voor het gespannen gezicht de barman. Hij bijt op z’n tanden, z’n kwade ogen vallen bijna uit z’n kassen.

Rickard kan geen kant meer op. Hij klemt zijn hand nog meer rond het mes. De enige uitweg is vooruit, recht op de dreiging af.

 

~

 

“Help! Help!”

Het geschreeuw van de bewaker is hoorbaar door heel de gang. Meteen snellen zijn collega’s hem te hulp. Ze houden hun knuppels klaar.

“Trek die gek van me af. Hij heeft een mes!”

Drie bewakers arriveren bij het gevecht. Hun collega ligt op de grond. Bovenop hem zit een bezeten gevange, een zestiger gekleed in een oranje t-shirt en broek. In zijn rechterhand houdt hij een steekwapen: een tandenborstel waarvan het ene uiteinde scherp is gemaakt. De blik in zijn ogen is die van een man die vecht voor z’n leven.

“Help me verdomme!”, schreeuwt de bewaker.

De gevangene is geen partij voor de drie bewakers. Ze trekken hem recht en sleuren het wapen uit z’n hand. Plots ongewapend reageert de gevange nu hulpeloos en bang. Hij mompelt enkele onverstaanbare woorden. De gevallen bewaker staat traag weer recht. Hij heeft moeite om zijn woede ten opzichte van de gevangene niet om te zetten in daden.

“Shit…” Een van de andere bewakers kijkt met open mond binnen in de cel. Op de grond ligt het lichaam van een andere gevangene, bebloed en onbewogen.

“Roy, gaat het? Wat is hier gebeurd?”, vraagt een van de bewakers eerst aan z’n herstellende collega, daarna aan de gevange.

De oude man reageert niet. Hij staart verslagen voor zich uit.

“Hey?” Een van de bewakers schudt het lichaam van de gevangene door elkaar. “Hoor je mij niet? Hey, Rickard?”

“Ik weet niet waar hij met z’n gedachten zit”, zegt een andere bewaker, “maar ‘t is niet hier.”

“Breng hem naar de isoleercel”, beveelt de bewaker met de hoogste rang. “En controleer zeker of hij geen andere wapens op zak heeft!”

De bewakers staan samen in de deuropening van de cel. Ze staren naar het dode lichaam op de grond. Het bloed mengt zich met een gevallen bord groene soep – het eten voor de celgenoten.

“Ongelofelijk. Rickard zit hier al zo lang en heeft nog nooit een vlieg kwaad gedaan.”

“Hij zat hier al opgesloten toen ik begon”, antwoordt de andere bewaker, “en dat voelt een eeuwigheid geleden. Maar, was vandaag niet?”

“Ja”, antwoordt de andere met een licht trillende stem. “Daarvoor kwam Roy hem halen. Z’n straf zat erop, vandaag werd Rickard vrijgelaten.”


Benieuwd naar de opmerkingen van onze redacteur op dit korte verhaal, download dan het Word bestand met opmerkingen en correcties. Wij zijn uiteraard benieuwd in hoeverre jullie het eens zijn met de geleverde feedback! Download het geredigeerde document hier

Reacties

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *